over luizen en lippenstift

Ik zit in de zetel en staar de tuin in. Ik zie dat het regent. Ik zie dat het regent op de kleren die ik gisteren waste en die daar nu nog hangen te drogen. Gisteren heb ik weer eens heerlijk gedanst maar ik slaap daarna steeds zo slecht. Dus ik slurp koffie, staar wat verdwaasd de tuin in en zie hoe de kleren steeds natter worden, zonder het echt te registreren. 

De man is al een paar dagen ziek. Ik vraag of ik iets kan doen. Ik kan niets doen, ik weet het. Hem met rust laten. Ik lees toch een gedicht voor. Ik vind het zo mooi dat ik vraag of ik het nog eens mag lezen. Hij knikt wat afwezig. Ik lees het nog eens voor. Of het toch een beetje helpt? Nee, zegt hij.

Even later zitten de kinderen naast elkaar op het witte keukenblad. Het heeft de perfecte kleur voor een zoveelste luizenjacht. Ze mogen iets kijken terwijl ik hun haren kam. Ik kon hen overtuigen om voor Pippi Langkous te kiezen, dat is zo heerlijk traag en werkt niet zo op mijn zenuwen als ongeveer alle andere filmpjes. Pippi wil “meducijn” kopen tegen ziekte: zoals kinkhoest of rode hond of als er een erwt in je neus zit. We grinniken alledrie en een eerste luis valt op het werkblad. Die kick! Hoe frustrerend ik het ook vind dat we hier al 3 maanden niet van die rotbeesten afgeraken, ik moet ook toegeven dat het best veel voldoening geeft telkens als ik een luis vang. En hoe groter de luis, hoe groter de voldoening. Als ik na een kambeurt géén luizen vind, ben ik altijd een beetje ambetant en teleurgesteld. Ik laat de levende luizen ook graag nog even rondkruipen op dat keukenpapiertje. Kijk dan trots naar mijn buit en gooi ze uiteindelijk toch, bijna met pijn in het hart, weg. Alsof ik ze als trofee had willen bewaren. Hun kop laten opzetten en dan ophangen boven de eettafel bijvoorbeeld. Of ze op een ketting rijgen en die dan trots dragen op alle feestjes. Ik vang 3 luizen. Om de privacy van mijn kinderen te beschermen, zal ik niet vermelden bij wie ik ze vond. (‘t waren er twee bij het zoontje en één bij de dochter) 

De kleren op het droogrek zijn intussen doorweekt. Ik besef het ineens terwijl ik de kleren zie druppen. Dat ik dat rek beter binnen zou zetten. Ik sleur het naar binnen zodat het hier de rest van de dag ferm in de weg kan staan. 

We besluiten de kinderen toch nóg maar eens met de smerige luizenshampoo te behandelen. Dat is een fantastische keuze die erg bevorderlijk is voor de sfeer die er dit eerste weekend van de zomervakantie hangt. De kinderen vinden het erg belangrijk dat de buren getuige zijn van hun ups en vooral hun downs dus de straat wordt door middel van geschreeuw, gegil, gekrijs, getier en gehuil ook vandaag weer ingelicht over het vreselijke onrecht dat hen wordt aangedaan. (U denkt misschien dat ik daar een paar synoniemen heb gebruikt maar het tegendeel is waar. Er bestaan in onze taal niet genoeg woorden om het arsenaal aan geluiden die onze kinderen voortbrengen correct te beschrijven)

In de namiddag mag de dochter naar een verjaardagsfeestje waar het zoontje last minute ook uitgenodigd wordt. (Had ik hem meegenomen toen ik de dochter wegbracht om de man te ontlasten? Natuurlijk. Had ik ook ergens de hoop dat iemand zou voorstellen dat hij ook gerust op het feestje mocht blijven? Misschien. Wandel ik dus even later zonder kinderen en met een lichte huppelpas terug naar huis? Zeker!) ’s Avonds, als de kinderen eindelijk in bed liggen en ik ook bijna omval van de slaap, maak ik me klaar voor het tweede verjaardagsfeestje van de dag. De man ligt zowat weg te teren in de zetel dus ik ben de enige die ons gezin daar kan gaan vertegenwoordigen. 

Om de aandacht van mijn gigantische wallen af te leiden, besluit ik lippenstift op te doen. Toen ik vorige week nog maar eens luizenshampoo was gaan kopen, kocht ik, want ik ben het waard, ook een nieuwe lippenstift. Ik had al jaren een goedkope lippenstift, maar gebruikte die nooit 1. omdat die nauwelijks zichtbaar was want ik had gekozen voor een kleur die ongeveer dezelfde kleur had als mijn lippen, want stel je voor dat iemand zou zíen dat ik lippenstift droeg en 2. omdat die na 10 minuten overal behalve op mijn lippen terug te vinden was. Dus ik had nu dus wat duurdere, felrode lippenstift gekocht waarop in grote letters ‘super stay’ stond. Ik had die de dag zelf, vlak voor ik de kinderen van school moest halen, al snel eens willen uitproberen. Wat ik niet besefte was dat je ‘super stay’ niet zo maar even uitprobeert. Dat ‘super stay’ namelijk nogal letterlijk te nemen is. Dus nadat ik had gedacht: ‘waauw! niet slecht! ideaal voor een feestje!’ probeerde ik mijn lippen weer schoon te boenen, wat niet lukte. Ik wilde echter niet met felrode lippen mijn kinderen van school halen, dus vertrok (na een schrobsessie met een ruw washandje) naar de schoolpoort met gebarsten, gezwollen en iets minder rode lippen. 

Maar vanavond is dus eindelijk dé ideale gelegenheid voor ‘super stay’! Ik doe de lippenstift op en denk weer: ‘waauw! niet slecht! ideaal voor een feestje en dat komt goed uit want ik ga naar een feestje!’. De hele avond schitter ik. Geen kat die mijn wallen ziet. Als ik ‘s nachts thuiskom, ben ik stikkapot en strompel mijn bed in.

De volgende ochtend is de man nog steeds ziek. Ik ben nog altijd moe, slurp weer koffie en kan hem nog steeds niet helpen, zelfs niet met poëzie. Ik kam de haren van de kinderen opnieuw en vang enkele, deze keer dode, luizen. Het wasrek staat nog steeds in de weg. De natgeregende was is bijna droog. Maar dit is een nieuwe ochtend, een nieuw begin. Want bij dit alles schitter ik nog steeds met mijn felrode ‘super stay’ lippen. En die gaan, denk ik zo, nog even blijven. (Net als de luizen.)

Een gedachte over “over luizen en lippenstift

Plaats een reactie