eb

Ik spoel de modder van mijn voeten in een emmer bij de achterdeur en zie hoe de nagellak steeds verder van mijn teennagels glijdt, alsof het ongemerkt eb is geworden. Ik denk aan de zee en hoe jij mijn zeegezicht het mooiste vindt en dat ik er nog eens heen wil. 

To en ik hebben even op bed gelegen vanmiddag want ik was zo moe. Hij aaide mijn hand en gaf zoentjes op mijn blote schouder. Hij keek lang naar de poster van ‘Caféterras bij nacht’ die in onze slaapkamer hangt en vroeg toen hoe van God het zo had geschilderd dat het niet plat leek maar diep. Ik zei van Gogh en hij zei dat hij nochtans in God gelooft en ik niet. 

Hij maakt patroontjes met de strijkparels, heel geconcentreerd. Ik ben alleen thuis met het kind dat bij mijn stemming past. Zij zou nu aandacht vragen. Spelletjes willen spelen. Entertainment eisen. Ik zou driftbuien moeten opvangen. Emoties helpen reguleren. Problemen oplossen. Bij To niets van dit alles. Hij maakt tekeningen, hangt ze random op aan de muur. Loopt rond met draadjes en schroefjes en doet daar vanalles en niets mee. Hij zingt liedjes en praat tegen zichzelf. Doet imaginaire deurtjes open. Volkomen verzonken in zijn spel. En ik plooide naast hem de was, verzonken in mezelf. Denkend aan de vrouw die nog even naar de man toe fietste terwijl hij stond te wachten bij het licht. Hij had zijn koptelefoon al op. Ze tikte hem op zijn schouder, zei iets, ze lachten. En ik weet niet of ze echt waren of ik ze droomde. 

Weer kon ik het gras niet afrijden want het was te nat dus heb ik me op de brandnetels gestort. Tot ik me herinnerde dat ik ergens las dat de rupsen van de dagpauwoog en de kleine vos enkel brandnetels lusten. Ik heb verstrooid sorry gezegd. De kippen wijsheden toegezongen (‘pak het vast, gooi het weg, laat het los’). De frambozenstruik op goed geluk gesnoeid. Gerommeld in wat hoekjes. Dingen uitgetrokken. Doorgeknipt. Zonnebloemen die nu op zolder hangen te drogen.

Ik denk aan mensen van vroeger en wie ik toen was. En aan mensen van later en wie ik zal zijn. Of ik afscheid zal moeten nemen en van wie en of het pijn zal doen. Ik kijk nog eens naar die teennagels. Ik zou er korte metten mee kunnen maken. Dissolvant bovenhalen. Ze verwoed schoonboenen. Maar ik ben niet zo goed in korte metten. Liever staar ik naar de restjes van wat heel bijzonder was. Dat en ook dat ik mottig word van dissolvant. 

Het is eb geworden en dat is schoon en dat doet pijn en het zal weer overgaan. Binnenkort zijn mijn zonnebloemen gedroogd. En dan lak ik mijn teennagels opnieuw en gaan jij en ik naar zee.  

Een gedachte over “eb

Plaats een reactie